Ministerie verzweeg teleurstellende resultaten SyRI voor Kamer
Het Ministerie van Sociale Zaken liet bij de beantwoording van Kamervragen over SyRI in Capelle eind 2018 achterwege dat het systeem geen bruikbare informatie opleverde en niet één fraudeur heeft opgespoord. De staatssecretaris houdt echter vol dat ze de Kamer juist heeft geïnformeerd. GroenLinks-Kamerlid Buitenweg: “Er wordt hier wel heel veel energie gestoken in het voorkomen dat ik volledig word geïnformeerd.”
Toen Kathalijne Buitenweg in oktober 2018 namens GroenLinks informeerde naar de resultaten van SyRI in Capelle aan den IJssel, wist staatssecretaris Van Ark alleen te melden dat SyRI 41 risicomeldingen had aangeleverd. Wat deze meldingen hadden opgebracht, werd uit haar antwoorden niet duidelijk. Ze stelde slechts dat het niet mogelijk was om een reconstructie te maken van het proces, omdat alle gegevens rondom het onderzoek al waren vernietigd.
Maar in de evaluatie van het onderzoek, in juni 2019 vrijgegeven, valt te lezen dat de 41 SyRI-meldingen in Capelle niet eens tot nader onderzoek hebben geleid. Het rapport stelt: “Dit is gelegen in het feit dat het veelal om al bekende informatie ging.” (PDF, p.16)
Buitenweg vroeg afgelopen november om opheldering. Hoe lang wist het Ministerie al dat de 41 risicomeldingen niets hadden opgeleverd, en is deze informatie niet in tegenspraak met de antwoorden die Van Ark in december 2018 gaf op haar eerdere vragen? Uit antwoorden van het Ministerie blijkt nu dat het al in maart 2018 over de evaluatie beschikte. Bij haar beantwoording eind 2018 wist Van Ark dus dat er met de risicomeldingen niet één fraudeur was opgespoord. Een behoorlijke verklaring voor het destijds weglaten van deze informatie geeft het Ministerie echter niet.
“Mijn eerdere antwoord was juist”
Op de vraag of haar antwoorden van december 2018 niet strijdig zijn met de resultaten in het evaluatierapport uit maart 2018, stelt de staatssecretaris: “Mijn eerdere antwoord was juist om die reden: de risicomeldingen waren op dat moment reeds vernietigd. Het door mij op 26 juni 2019 openbaar gemaakte rapport van dit project bevat in aanvulling hierop, informatie over wat er in het project met de 41 risicomeldingen was gebeurd.”
Maar Van Ark wist al sinds maart 2018 wat er met de risicomeldingen was gebeurd, namelijk niets. Waarom meldde ze dit niet toen hier een half jaar later naar werd gevraagd? Buitenweg verzocht immers letterlijk om het aantal meldingen dat tot onderzoek had geleid. Uit het feit dat ze niet eens onderzocht zijn, eveneens vermeld in het rapport, kan bovendien worden afgeleid dat er bij geen van de meldingen moedwillige fraude is vastgesteld. Ook op die door Buitenweg gestelde vraag kwam in december 2018 geen antwoord.
In plaats van dit alles in juni 2019 “in aanvulling hierop” vrij te geven in het evaluatierapport, had het Ministerie dit moeten melden toen ze er in december 2018 naar gevraagd werd. Bovendien wekte Van Ark met de volgende zin in haar reactie destijds de indruk totaal niet te weten wat de opbrengsten van SyRI waren: “de gegevens van het SyRI-project in Capelle aan den IJssel zijn inmiddels vernietigd. Hierdoor is het niet meer mogelijk de gehele procedure te reconstrueren”. Dit terwijl dat destijds al bijna een jaar bekend was op het Ministerie.
Meerwaarde
Had Van Ark in plaats van deze vage en ontwijkende antwoorden een eerlijke weergave gegeven van de resultaten van SyRI, dan was in december 2018 komen vast te staan dat de inzet van SyRI faliekant was mislukt en niets had opgeleverd. Een weinig malse conclusie, die waarschijnlijk tot vervolgvragen en meer kritiek op SyRI had geleid.
Ook haar verklaring voor de onbruikbaarheid van de SyRI-meldingen is twijfelachtig. Volgens de staatssecretaris hebben de meldingen geen rol gespeeld in de verrichte onderzoeken, omdat SyRI onvolledig zou zijn toegepast: “Zo bleken bij de koppeling van gegevens velden onjuist te zijn ingevuld, als gevolg waarvan de koppelingen niet optimaal konden worden benut.” Het evaluatierapport stelt daarentegen dat de meldingen niet zijn onderzocht omdat ze informatie bevatten die al bekend was.
Die twee verklaringen botsen. Informatie kan niet al bekend én tegelijkertijd onjuist zijn. Het onderscheid is niet onbelangrijk. Waar de uitleg van het rapport wezenlijke vraagtekens zet bij de effectieve meerwaarde van SyRI, legt de staatssecretaris het gebrek aan resultaten uit als een verkeerd uitgevoerde bestandskoppeling. Bevatten de SyRI-meldingen nu onjuiste of reeds bekende informatie? Om vast te kunnen stellen of SyRI enig nut heeft bovenop de al bestaande methoden, is het antwoord op die vraag van groot belang.
Eerlijk
Voor het eerlijk handelen van het Ministerie maakt het geen verschil. Het doet het er niet toe of SyRI nu onjuiste óf reeds bekende informatie opleverde. Het gaat erom dat Van Ark al in maart 2018 wist dat de 41 meldingen niets hadden opgeleverd. Ook wist het Ministerie toen al dat de meldingen niet eens waren onderzocht omdat ze reeds bekende informatie bevatten. Deze onwelgevallige informatie is niet gemeld toen GroenLinks hier een half jaar later naar vroeg.
Buitenweg is weinig te spreken over de beantwoording van haar Kamervragen, laat ze desgevraagd weten: “Het doel van mijn vragen was vrij evident: hoe effectief is SyRI geweest, en had er niet kunnen worden gewerkt met minder verregaande onderzoeksmethoden? Langs die vragen heeft het Ministerie steeds geprobeerd heen te redeneren, zo blijkt nu uit de informatie die wel in de inmiddels vrijgegeven evaluatie staat, maar die ik niet van de staatssecretaris kreeg. Al ten tijde van mijn eerste Kamervragen was helder dat die risicomeldingen niet tot nader onderzoek hebben geleid. Dat is vrij cruciale informatie over de werking van SyRI.”
De handelwijze van het Ministerie belemmert volgens Buitenweg de controletaak van parlementsleden. “Er wordt hier wel heel veel energie gestoken in het voorkomen dat ik als Kamerlid volledig word geïnformeerd. In de hoop dat je er niet op doorvraagt, krijg je telkens maar een deel van het antwoord. Dat deel is dan op zichzelf niet onjuist, maar het is niet het héle antwoord. Zo kunnen wij als Kamer niet werken. De uitvoerende macht zou altijd haar best moeten doen om vragen eerlijk en volledig te beantwoorden.” Ze beraadt zich nog op vervolgvragen.
“Netter en beter”
Niet alleen werd de informatie uit de evaluatie achterwege gelaten in antwoorden op Kamervragen. Ook heeft het rapport, samen met de evaluatie van SyRI in Eindhoven, bijna anderhalf jaar in een la gelegen voordat het Ministerie het vrijgaf. Dat gebeurde op 26 juni vorig jaar, een dag voordat de Volkskrant onthulde dat er nog niet één fraudeur met SyRI was opgespoord. Haar onthullingen baseerde de Volkskrant onder meer op de evaluatierapporten van SyRI in Eindhoven en Capelle. Deze waren destijds nog niet vrijgegeven door het Ministerie, maar de Volkskrant ontving ze wel van de betreffende gemeenten. “Dat de uiteindelijke publicatie net een dag vóór de publicatie in de Volkskrant heeft plaatsgevonden, berust op toeval”, stelt Van Ark als antwoord op de vragen van Buitenweg. De staatssecretaris stelt wel dat het “netter en beter” was geweest als het Ministerie de evaluaties niet pas anderhalf jaar na afronding had vrijgegeven.
Dat is in onze ogen een understatement. Van Ark stelt dat het Ministerie de rapporten in juni “uit eigen beweging” heeft vrijgegeven en dat daarvoor geen wettelijke termijn geldt. Het besluit bij de vrijgegeven evaluatie stelt echter dat er met de openbaarmaking tegemoet wordt gekomen aan ons Wob-verzoek uit 2016. Ten tijde van de beantwoording konden nog geen onderzoeksresultaten worden gegeven omdat de onderzoeken nog liepen, en werd in het Wob-besluit verwezen naar “de nog op te stellen eindrapporten van de projecten”.
Op basis hiervan hadden we op zijn minst verwacht dat het Ministerie deze zou vrijgeven op het moment dat ze waren afgerond. Daar komt nog bij dat we bij de voorlichting van het Ministerie in juni 2018 nogmaals verzocht hebben om de resultaten. Deze liet ons destijds in juli 2018 per e-mail weten dat de terugkoppeling van de resultaten van de risicomeldingen nog niet was afgerond. Op dat moment lag het evaluatierapport van SyRI in Capelle al drie maanden op het Ministerie, zo blijkt uit de antwoorden die Van Ark nu geeft.
“Heldere en tijdige communicatie”
In het licht van bovenstaande krijgt de laatste zin van staatssecretaris Van Arks antwoorden een cynische bijklank: “Juist systemen voor handhaving zijn voor hun draagvlak gebaat bij heldere en tijdige communicatie”. In het gehele SyRI-dossier zien we keer op keer dat informatie die tot kritische aandacht kan leiden, wordt achtergehouden, vertraagd of geheim verklaard.
Dit geldt voor de werkwijze van SyRI, de algoritmen en persoonsgegevens die zonder aantoonbare noodzaak geheim worden gehouden; het geldt voor de doelen van een SyRI-onderzoek en de redenen om het te staken en, zo blijkt nu, zelfs voor iets ogenschijnlijk eenvoudigs als de resultaten van een SyRI-onderzoek.