VN-rapporteur uit ernstige zorgen over SyRI: ‘Volledige ontkenning van het recht op privacy’
De VN-rapporteur op het gebied van extreme armoede en mensenrechten uit in een brief aan de rechtbank zijn zorgen over risicoprofileringssysteem SyRI. Eind deze maand vindt de zitting plaats in de bodemprocedure tegen het systeem. Philip Alston licht in een interview de redenen voor zijn schrijven toe: “Als SyRI geen volledige ontkenning van het recht op privacy is, wat moeten we ons daar dan wél bij voorstellen?”
De citaten van Philip Alston in dit artikel zijn vertaald vanuit het Engels.
Lees hier de brief (PDF) die de VN-rapporteur aan de rechtbank schreef.
Alston acht de bodemprocedure tegen SyRI om meerdere redenen uniek. De uitkomst van de rechtszaak kan internationaal juridische gevolgen hebben voor de wijze waarop kwetsbare burgers in verzorgingsstaten beschermd worden tegen de schadelijke gevolgen van digitale technologie. Dit had in de ogen van de rapporteur al eerder moeten gebeuren.
Hij schrijft over de SyRI-zaak: “De gevolgen die digitale technologie in de verzorgingsstaat heeft op de rechten van burgers zijn tot op heden sterk verwaarloosd door de mensenrechtenbeweging. Men is er tot dusver niet in geslaagd om bedrijven, de overheid en de samenleving in het algemeen ervan te overtuigen dat een verzorgingsstaat gedreven door technologie, rampzalig zal uitpakken als de inzet ervan niet wordt geleid door respect voor fundamentele rechten. Deze rechtszaak is één van de weinige juridische procedures die de schadelijke impact van digitale technologie op de mensenrechten centraal stelt.”
Hulpbehoevenden als tweederangsburgers
Hoewel het recht op sociale zekerheid al sinds jaar en dag vastligt in de Nederlandse Grondwet en internationale verdragen die ons land ondertekende, blijft de rechtsbescherming van hulpbehoevende burgers onderhevig aan politieke golfbewegingen. Ook de invoering van SyRI kan volgens Alston niet los worden gezien van de repressieve kentering in de sociale zekerheid, wereldwijd ingezet in de jaren ’80 en inmiddels flink doorgeschoten.
“Hierin worden bijstandsgerechtigden, met name burgers die uitkeringen ontvangen bestemd voor de allerarmsten, geregeld neergezet als tweederangsburgers met de intentie de staat en de gemeenschap op te lichten”, schrijft de VN-rapporteur. De inzet van systemen als SyRI geeft aan dit stigma een digitale dimensie. “De privacy van hulpbehoevende burgers lag van oudsher al onder vuur vanwege ingrijpende controles en screenings die ze moesten ondergaan om in aanmerking te komen voor bijstand. Met systemen als SyRI dreigt voor deze burgers echter een technologische surveillancestaat te worden gecreëerd waarin van het recht op privacy weinig meer dan een illusie overblijft.”
Tegelijkertijd maakt de rapporteur zich zorgen over het hellend vlak waarop SyRI zich bevindt. Hoewel SyRI op dit moment voornamelijk wordt gericht op kwetsbare groepen, beperkt de wet zich daar geenszins toe; uit de brede coalitie voor deze rechtszaak blijkt dat deze praktijken op termijn verwacht worden een steeds bredere impact op de maatschappij te zullen hebben.
SyRI’s track record
Ondanks SyRI’s duidelijke focus op hulpbehoevende burgers, is op geen enkele wijze komen vast te staan dat deze insteek meerwaarde heeft. De opbrengsten van SyRI staan geenszins in verhouding tot het aantal personen dat het systeem doorlicht. Bij gebrek aan geslaagde SyRI-onderzoeken van na de wettelijke invoering in 2014 doet Alston een bloemlezing uit de voorgangers van SyRI, bestandskoppelingsprojecten die plaatsvonden vanaf 2006.
Hoewel per onderzoek duizenden tot tienduizenden burgers worden doorgelicht, komt het aantal ontdekte fraudegevallen in het beste geval uit op enkele procenten. Alston schrijft: “Een opvallende overeenkomst in de projecten die uiteindelijk tot SyRI hebben geleid, is hun lage succesmarge. Waarom SyRI effectiever zou zijn in het voorkomen en opsporen van bijstandsfraude, is onduidelijk.” Tussen 2008 en de wettelijke invoering van SyRI werden 22 van dergelijke onderzoeken uitgevoerd, voornamelijk in armere wijken en buurten in Nederland. Volgens Alston legt de beroerde track record van SyRI en haar voorgangers bloot dat deze systemen zijn ontworpen vanuit een éénzijdige gedachte: het ongefundeerde idee dat er sprake is van wijdverbreide fraude onder arme bevolkingsgroepen.
De vraag of bijstandsfraude werkelijk een enorm en wijdverbreid probleem is, is in de ogen van de VN-rapporteur van groot belang voor de rechtvaardiging van de grootschalige en diepe privacy-inbreuk die SyRI maakt. Volgens de VN-rapporteur wijst al het beschikbare bewijs er echter op dat fraude in de bijstand vaak niet moedwillig is, maar veelal het gevolg is van fouten die te maken hebben met de leefomstandigheden van armere burgers, zoals hun digitale laaggeletterdheid.
Essentie van privacy op het spel
De grootste overweging van de rechter zou echter niet over de opbrengsten, maar over de immateriële kosten van SyRI moeten gaan. De VN-rapporteur schrijft dat met de inzet van systemen als SyRI de essentie van het recht op privacy op het spel staat: “Complete wijken worden als verdacht bestempeld en onder verscherpt toezicht gesteld; dit is de digitale evenknie van sociaal rechercheurs die bij elk huishouden in een wijk aankloppen en in documenten van burgers op zoek gaan om frauduleuze zaken te vinden – terwijl de bewoners in een meer welvarende leefomgeving niet zo ingrijpend worden onderzocht. In de echte wereld zouden er nooit genoeg sociaal rechercheurs zijn voor zo’n massale controle en zou dit al snel tot publieke verontwaardiging leiden.”
Gevraagd naar toelichting op deze forse kritiek, somt Alston op: “Deze rechtszaak gaat over een systeem van totaalsurveillance, ingezet in de armste buurten van Nederland. Gegevenscategorieën met een open einde, verzameld voor totaal verschillende doeleinden, worden samengebracht, geanalyseerd en gebruikt om de meest kwetsbare burgers te onderzoeken via geheime risicomodellen; Als SyRI niet onrechtmatig is, als we SyRI geen volledige ontkenning van het recht op privacy mogen noemen, wat moeten we ons daar dan wél bij voorstellen?”
Volstrekte geheimhouding “aanfluiting voor de rechtsstaat”
De enorme wettelijke reikwijdte en de geheime werkwijze van SyRI druisen volgens Alston in tegen het beginsel van kenbaarheid van de wet; burgers hebben het recht te weten op basis waarvan de overheid kan inbreken op hun vrijheden. “Het algemene doel van de wet, de mogelijke deelnemers aan SyRI en de categorieën gegevens die in SyRI kunnen worden gebruikt, zijn zo breed omschreven dat een doorsnee bijstandsgerechtigde (dan wel een advocaat, rechter of welk ander juridisch onderlegd persoon) hooguit een vaag, algemeen idee krijgt van de werking van SyRI en de gevolgen die de inzet kan hebben.”
Dit geldt ook voor de geheime risicomodellen van SyRI; volgens het Ministerie zouden met het vrijgeven van de werkwijze van SyRI, calculerende fraudeurs precies weten waarop ze zich moeten richten en zo de dans ontspringen. Volgens de VN-rapporteur is het algemene argument van “calculerende fraudeurs” onvoldoende om de volstrekte geheimhouding van zo’n verstrekkend systeem te legitimeren. “Als het de overheid zou worden toegestaan de risicomodellen van SyRI geheim te houden zonder toereikende onderbouwing, maken we een aanfluiting van het hele idee van de rechtsstaat. Een overheid die inbreuk mag maken op onze fundamentele rechten zonder basale transparantie over de manier waarop ze te werk gaat, zet de deur open voor ondemocratische regeringsvormen.”
Een andere reden voor de rechtbank om SyRI grondig te beoordelen, is het feit dat een kritische behandeling van de wet achterwege is gebleven in de Eerste en Tweede Kamer, waar SyRI als hamerstuk werd aangenomen. “Het parlement schijnt weinig interesse te hebben gehad om te begrijpen hoe SyRI werkt, gezien het gebrek aan een mondeling debat en de beperkte schriftelijke vragen die door Kamerleden zijn gesteld – ondanks felle kritiek van andere staatsorganen. Veelzeggend is dat toenmalig voorzitter van de Nederlandse privacytoezichthouder Jacob Kohnstamm publiekelijk heeft aangegeven de aanname van de SyRI-wetgeving ‘dramatisch’ te vinden.”
Zware bewijslast voor de Staat
Er ligt voor de Nederlandse Staat een zware bewijslast als het gaat om de noodzaak en proportionaliteit van SyRI, aldus de VN-rapporteur: “Een instrument dat zulke stringente en indringende maatregelen toepast om één specifieke tak van fraude te bestrijden, zou met een zeer grondige en concrete onderbouwing moeten worden gelegitimeerd, om de indruk te voorkomen dat het hier om een politiek gedreven campagne gaat, gericht tegen de meest kwetsbare leden van een samenleving.”
De retorische vraag waarmee Alston zijn brief afsluit luidt: “Zou SyRI een acceptabel instrument zijn als we het op andere bevolkingsgroepen zouden focussen?”In dat kader wijst de VN-rapporteur op het feit dat de Belastingdienst eind 2018 is gestopt met het zogeheten ‘flitsen voor bijtelling’. Door met flitscamera’s kentekens van al het langsrijdend verkeer vast te leggen, kon de Belastingdienst vaststellen wie meer dan 500 privékilometers met een bedrijfsauto had afgelegd. Indien dit niet aan de fiscus werd opgegeven, volgde een naheffing. Deze praktijk is echter stopgezet, omdat het bewaren van de kentekens van alle mobilisten in Nederland werd beschouwd als een disproportionele inbreuk op de privacy van miljoenen burgers. Hoe zit het met een minstens zo even ongericht instrument als SyRI, dat niet boven de snelweg hangt, maar de stofkam door sociaal-economisch zwakkere wijken haalt?
De rapporteur schrijft: “Het is duidelijk dat de overgrote meerderheid van Nederlandse bijstandsgerechtigden geen fraude pleegt; deze burgers hebben het recht om niet op basis van hun uitkering te worden uitgepikt en onderworpen aan deze dispoportionele en opdringerige vorm van surveillance, die verschillende negatieve en ongerechtvaardigde gevolgen kan hebben.”
Publieke bijeenkomst rondom amicus brief VN-rapporteur
Op vrijdag 25 oktober zal Philip Alston op een bijeenkomst voor pers en publiek, georganiseerd door de Vrije Universiteit, via een videoboodschap toelichting geven op zijn amicus curiae brief aan de rechtbank. Namens de VN-rapporteur is Christiaan van Veen, adviseur van Alston op het vlak van nieuwe technologie, aanwezig om vragen te beantwoorden en nadere toelichting op de brief te geven. Naast de VN-rapporteur staan er verschillende andere sprekers op het programma. Zie voor aanmeldingen en meer informatie de aankondiging van de Vrije Universiteit.