“De gedachte dat alle burgers potentiële fraudeurs zijn, zit in systemen als SyRI gebakken”

Onderzoeksjournalist Bart de Koning constateert in zijn nieuwste boek Vriendjespolitiek een dubbele moraal als het gaat om de aanpak van fraudeurs. Terwijl slimme oplichters door gebrek aan prioriteit jarenlang hun gang kunnen gaan, zijn uitkeringsgerechtigden per definitie verdacht. “Ik krijg wel eens het idee dat het spijkerharde optreden dat bij zware criminaliteit niet lijkt te slagen, dan maar wordt ingezet bij laaghangend fruit.”

Een van de politici die de omslag inzette naar een harde aanpak van bijstandsfraude, staat in het hoofdstuk Dubbele Moraal symbool voor de klassenjustitie die daarmee gepaard ging. Het jonge VVD-Kamerlid Robin Linschoten maakte begin jaren negentig furore met zijn kritiek op de bestrijding van belasting- en bijstandsfraude. Toen hij in 1995 staatssecretaris van Sociale Zaken werd, introduceerde hij met de slogan ‘fraude mag nooit lonen’ een spijkerharde aanpak van uitkeringsfraude, ook als het om slechts enkele tientjes ging.

Dubbele moraal

Begin 2017 stond Linschoten echter zelf voor de rechter. Hij had voor niet minder dan een ton btw niet opgegeven en had daarnaast nog voor zo’n 4 ton aan andere achterstallige belastingaanslagen open staan. De Belastingdienst bleek hem hier al enkele jaren  zonder resultaat op te wijzen. Ten langen leste werd er vanuit Justitie een ‘normoverdragend gesprek’ met Linschoten gevoerd, waarin de oud-staatssecretaris nog eens nadrukkelijk de regels werd uitgelegd. Het mocht niet baten.

“Waar Robin Linschoten met zijn belastingschuld van tonnen jarenlang brieven kreeg van de fiscus en zelfs nog werd uitgenodigd voor een waarschuwend gesprek, gaat het er aan de uitkeringenkant veel harder aan toe”, constateert De Koning in Vriendjespolitiek, waarbij hij een bloemlezing doet uit de praktijk van zero tolerance uitkeringsfraudebestrijding. Hierbij neemt het wantrouwen van autoriteiten tegen vermeende fraudeurs soms absurde vormen aan, met als dieptepunt de casus van een dakloze die zijn daklozenuitkering verloor omdat hij geen kruisje had gezet bij de boom waaronder hij had geslapen.

Het wantrouwen komt in alle maten. Zo zette de fiscus in 2014 de kinderopvangtoeslag van 232 gezinnen stop en vorderde de eerder ontvangen bedragen zonder pardon terug. Dat was in meer dan de helft van de gevallen onterecht, zo bleek achteraf in de rechtszaal. Een ander voorbeeld is de controle op uitwonende studenten, die de overheid uitbesteedde aan private ondernemingen. Deze huurden zzp’ers in, die de controles bij studenten thuis uitvoerden door tandenborstels, ondergoed en schoolboeken te inspecteren. Overtuigde deze controle niet, dan werd de studiebeurs ingetrokken. Van de 66 studenten die deze beslissing aanvochten, werden 65 in het gelijk gesteld: de controles waren volgens de rechter onrechtmatig.

Alles bekeken door een misbruik-bril

“Het patroon is duidelijk”, stelt De Koning. “De overheid gaat bij voorbaat uit van een kwade trouw van burgers. Pas als die burgers verhaal halen bij een onafhankelijke instantie, zoals de rechter of de Nationale Ombudsman, blijkt dat de meerderheid in werkelijkheid onschuldig is.” De cijfers vertellen een zelfde verhaal: er wordt rigoureus beleid gevoerd om de bijstandsfraudeur lik op stuk te geven, maar onder de streep blijken uitkeringsgerechtigden eigenlijk behoorlijk brave burgers te zijn. De Koning schrijft: “Feit is wel dat er na decennia van bikkelharde retoriek, massale bestandskoppelingen en preventieve huiszoekingen met het tellen van tandenborstels en doorzoeken van wasmanden op ondergoed, kennelijk niet meer uitkeringsfraude te vinden is dan iets in de orde van grootte van maximaal 150 miljoen euro.”

Daarmee is in totaal bij 0,64 procent van alle uitkeringen fraude geconstateerd. En hoewel De Rekenkamer in 2013 (voorzichtig) schatte dat het in werkelijkheid om een totaalbedrag van 1 miljard euro gaat, is dat nog steeds een vrij kleine post in vergelijking met de schattingen van belastingfraude (4 miljard) en zorgfraude (2 à 3 miljard).

De Koning vult daarbij aan: “Je moet ook niet vergeten dat veel zogenaamde bijstandsfraude geen fraude is. Het zijn vaak mensen die door een fout ten onrechte iets uitgekeerd hebben gekregen, of ongeletterd zijn en daardoor een formulier of brief niet goed begrijpen. Dat veroorzaakt veel problemen.” De Nationale Ombudsman publiceerde er in 2014 een stevig rapport over, maar tot een kentering leidde die kritiek vooralsnog niet. De Koning: “Werkelijk alles wordt met de misbruik-bril bekeken, dat is kwalijk. Nooit wordt er gedacht: ‘misschien is het te goeder trouw’ of ‘misschien begrepen ze het formulier verkeerd’. Wat meer menselijkheid zou mogen.”

Laaghangend fruit

“We hebben natuurlijk een periode gehad waarin de verzorgingsstaat uit de hand liep. Daar is een terechte correctie op gekomen, maar die is doorgeschoten. De periode waarin je eindeloos in de bijstand kon zitten en niemand daar vragen over stelde, is echt voorbij. Het beleid blijft nu al een tijd hangen op ‘alles is misbruik en fraude’.”

Bijstandsfraude blijft een dankbaar thema voor politici die zichzelf graag een law and order imago aanmeten. “Rechtse types vinden het fijn om te horen dat men er bovenop zit. Het is met instrumenten als bestandskoppelingen bovendien ook veel makkelijker geworden. Je koppelt een aantal databases, veegt in één keer door een heel bestand heen en bepaalt dat iedereen met een bepaalde set kenmerken waarschijnlijk aan het frauderen is.”

“Ik krijg wel eens het idee dat het spijkerharde optreden dat bij zware criminaliteit niet lijkt te slagen, dan maar wordt ingezet bij laaghangend fruit. Dat law and order imago valt namelijk niet te baseren op de ophelderingspercentages van criminaliteit, laat daar geen twijfel over bestaan. We zijn volgens de Politiebond en andere deskundigen de greep op georganiseerde misdaad aan het verliezen. De recherche heeft geen grip meer op de grote drugscriminaliteit, dus dan moet je ergens anders stoer doen.”

Het verschil in prioriteit kan nog het best worden verklaard als een combinatie van pakkans, capaciteit en de juridische ruimte van handhavingsdiensten. Waar een crimineel onderzoek onder het strafrecht valt, vindt de jacht op bijstandsfraudeurs meestal plaats in het bestuursrecht, waar veel minder waarborgen voor rechtsbescherming gelden. De Koning licht toe: “Als je ziet hoeveel moeite ze bij de recherche moeten doen om een observatieteam te krijgen, daar gaat een complete papiermolen met weeg- en stuurploegen, overleggen en toetsing door de Officier van Justitie aan vooraf. Daar vallen zaken af, dat zijn echt geen winkeldiefstallen. Maar er is geen capaciteit voor. En dan lees je onlangs in de Volkskrant dat een vermeend bijstandsfraudeur 97 keer heimelijk is geobserveerd.”

Hoe anders gaat dat bij de grote fraudeurs: “Bij de FIOD openen ze niet eens een dossier als het om een bedrag van enkele duizenden euro’s gaat, dan moeten ze zeker een paar miljoen kunnen plukken. Als de financiële recherche een gote jongen omvertrekt in een faillisementsfraudezaak of vastgoedfraude, dan levert dat veel geld op. Maar het is ontzettend veel werk, die gasten zijn allemaal slim. Ze hebben hun geld op de Kaaimaneilanden gestald en kunnen een dure advocaat en fiscalist betalen. Het zijn complexe zaken. Als recherche moet je dan echt de boeken hebben bestudeerd om zo iemand te kunnen pakken.”

Pandjesbrigades

Het is veel makkelijker om een bijstandsfraudeur klem te zetten dan een gewiekste belastingontduiker. De Koning nam in beide keukens een kijkje. Zo liep hij in Den Haag mee met zogeheten pandbrigade, een interventieteam van de gemeente dat rond 2009 beruchtheid verwierf door op basis van risicoanalyses huisbezoeken af te leggen. Ook in Rotterdam werd de methode toegepast. In meerdere opzichten lijkt de werkwijze van de pandbrigade op die van SyRI anno 2018. Verschillende instanties legden hun persoonsgegevensbestanden naast elkaar en gingen in teamverband langs voordeuren waar volgens de bestandskoppeling afwijkingen bleken te zijn. Het feit dat er twee mannen met verschillende achternamen op één adres woonden, kon al reden genoeg zijn voor een bezoek van zes man sterk.

Zo’n bezoek betrof geen theekransje. Bij personen die niet open deden of niet thuis waren, werd een brief in de bus gegooid waarin stond dat indien de bewoner toegang zou blijven weigeren, de burgemeester een officieel dwangbevel zou geven tot binnentreding. Andere bewoners hadden minder geluk en troffen bij thuiskomst een geforceerde deur aan, voorzien van een nieuw slot.

Een tweede overeenkomst met SyRI is de duidelijke focus op armere wijken of buurten. “Wat mij opviel toen ik een dag meeliep met die pandbrigade”, vertelt De Koning, “is dat die teams alleen op ‘het veen’ langs de voordeuren gingen en niet op ‘het zand’. In Den Haag heb je een duidelijke klasse-indeling als het gaat om wijken; het veen slaat op armere volkswijken en het zand op de rijkere buurten. En het ging bijna alleen om allochtone bewoners. Die deden allemaal braaf open, want de gemeente stond aan de deur. En voor je het weet staan ze in de huiskamer je post te bekijken.”

“Als je bij een hoogopgeleide witte Nederlander aanbelt en zegt: ‘Wij zijn van de gemeente en we komen je huis preventief doorzoeken’, zegt diegene: ‘Je kan de pot op, ik weet wat er in de Grondwet staat.’ Weet je dat niet, en kom je ook nog eens uit een land waar je niet zomaar nee zegt als de overheid op de stoep staat, dan ligt dat wel anders.”

Een bewoner die na een bezoek van de Pandbrigade contact zocht met GeenStijl, heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat er in de gemeente Den Haag een beleidsverandering werd doorgevoerd. De brieven waarin werd gedreigd met een dwangbevel tot binnentreding, werden direct stopgezet. Die zijn immers strikt bedoeld voor acute noodsituaties, zoals een instortend balkon of brandgevaar. De Koning: “Maar deze man was niet financieel afhankelijk van de gemeente, had een huis met een hypotheek en hoefde niet bang te zijn dat de geldkraan werd dichtgedraaid. Dat zijn stuk voor stuk zaken die meespelen in het wel of niet je rug recht houden.”

Onderzoek van Sargasso wees onder meer uit dat de criteria voor een huisbezoek van de Pandbrigade flinterdun waren. Ook bij SyRI is de nauwkeurigheid een groot vraagteken. Resultaten van SyRI-onderzoeken in de periode 2008-2014 zijn niet meer beschikbaar, en ook van de onderzoeken na de wettelijke invoering van SyRI in 2014 zijn nog steeds geen resultaten bekend. Een Duits artikel over SyRI dat in juli verscheen, meldde uit monde van het ministerie dat in het SyRI-onderzoek in Capelle aan den IJssel 62 van de 113 onderzochte risicomeldingen geen enkele vorm van overtreding betrof. Gevraagd naar bevestiging stelt het ministerie echter dat er nog geen terugkoppeling van het project heeft plaats gevonden.

SyRI past hoe dan ook naadloos in het beeld van de bijstandsgerechtigde die per definitie verdacht is. De Koning: “De gedachte dat alle burgers potentiële fraudeurs zijn, zit in systemen als SyRI gebakken. Je gooit er een hele hoop gegevens in, en vervolgens bepalen de filters of je wel of niet als risico wordt gezien. Maar het begint met iedereen, dat husselen.”

Hij toont toont zich weinig overtuigd van de effectiviteit en nauwkeurigheid van risicoprofilering. “Het werken met algoritmes wordt aan ons verkocht alsof het om complexe kunstmatige intelligentie gaat, maar in het geval van de pandbrigades ging het om niets meer dan het samenwonen van twee mannen met verschillende achternamen op één adres. Dat was de reden om een huisbezoek af te leggen. In andere casussen ging het om ‘alleenstaande mannen van een bepaalde leeftijd’, of ‘burgers van Turkse afkomst’ als reden voor een onderzoek. Vervolgens komen daar dan – heel verrassend – veel valse positieven uit. Stel je voor dat een winkeldiefstalalarm zo zou werken. De beveiliging zou het binnen een dag uitzetten.”