Ministerie ontkent dat het bewust informatie over SyRI achterhield
Rapportages van SyRI-onderzoeken die onze coalitie eind 2016 opvroeg, gaf het Ministerie pas vrij op de dag voordat de Volkskrant erover publiceerde. Hoe lang hebben deze rapporten in een la gelegen en waarom zijn ze niet eerder publiek gemaakt? Waarom werden de tegenvallende resultaten niet gemeld in antwoord op Kamervragen? De verklaring van het ministerie is op zijn zachtst gezegd summier.
Eind 2016 deed een aantal partijen uit onze coalitie een uitgebreid Wob-verzoek, waarin we een flinke hoeveelheid informatie over SyRI-onderzoeken opvroegen. Onderdeel daarvan waren de projectplannen, gespreksverslagen en correspondentie tussen de overheidsorganisaties die een SyRI-onderzoek opzetten en de resultaten en evaluaties van deze onderzoeken.
In reactie op dat Wob-verzoek ontvingen we in de loop van 2017 wel de projectplannen en andere (fors gecensureerde) documenten rondom de voorbereiding van de SyRI-onderzoeken, maar niet de evaluatierapporten met daarin de resultaten die waren geboekt. Volgens het Ministerie waren de onderzoek nog niet afgerond en hielden we deze tegoed.
In de loop van 2018 hebben we nogmaals geïnformeerd naar deze evaluaties, maar waren ze volgens het Ministerie nog steeds niet afgerond. Nog een jaar later, het is inmiddels juni 2019, hebben we nog steeds geen evaluatierapporten van het Ministerie mogen ontvangen, maar onthult de Volkskrant dat er sinds de wettelijke invoering van SyRI nog niet één fraudeur met het systeem is opgespoord. Waarop baseert de Volkskrant dit? De evaluaties waarop wij al ruim twee jaar wachtten.
Tot het allerlaatste moment gewacht met vrijgeven
In plaats van dat het Ministerie de evaluaties van SyRI-onderzoeken aan ons heeft gegeven zodra ze waren afgerond, wat op basis van ons Wob-verzoek had gemoeten, heeft het Ministerie ze pas online gezet op 26 juni 2019 – de dag voordat de Volkskrant erover publiceerde.
Navraag bij de journaliste die het artikel voor de Volkskrant schreef, leert ons dat ze deze van de gemeenten heeft ontvangen waar de onderzoeken plaatsvonden. Met andere woorden: deze evaluaties lagen er al een tijd en zijn pas door het Ministerie gepubliceerd toen de tegenvallende resultaten die erin stonden onthulde.
Lezing van de rapportages ondersteunt dat beeld; de onderzoeken waarover de rapporten gaan, werden in de loop van 2017 afgerond en geëvalueerd. Bij het SyRI-onderzoek in Eindhoven heeft het weliswaar nog bijna anderhalf jaar geduurd voordat er een definitieve rapportage lag (er zijn in de tussentijd passages over SyRI aangepast, zo valt erin te lezen), maar zelfs met die zeer lange vertraging lag ook dat rapport volgens de dagtekening in september 2018 al klaar – bijna een jaar voordat het Ministerie het vrijgaf.
De inhoud van de rapporten speelt een belangrijke rol in de argumenten die de maatschappelijke coalitie tegen SyRI afgelopen dinsdag inbracht tijdens de zitting in de bodemprocedure tegen het systeem. Volgens de coalitie blijkt uit de rapporten niet alleen dat SyRI geen meerwaarde heeft, maar ook dat minder ingrijpende methoden van fraudebestrijding evengoed effectief zijn.
In het interview dat Nieuwsuur vorige week met privacywetenschapper Bart van der Sloot uitzond over de SyRI-rechtszaak, stelt deze dat de rechter de vraag of SyRI effectief is, sterk zal laten meewegen in zijn overweging of SyRI een rechtmatig instrument is. De tegenvallende resultaten in de evaluatierapporten zijn in de ogen van de coalitie daarmee van grote relevantie voor de rechtszaak. Dat maakt het onacceptabel dat het Ministerie deze resultaten zo lang zonder opgaaf van reden niet heeft vrijgegeven. We vragen ons af hoe lang deze informatie nog in een la was blijven liggen als de Volkskrant er niet over had onthuld.
“Niet bewust informatie achtergehouden”
Niet alleen is daarmee de beantwoording van ons Wob-verzoek en dus belangrijke informatie in onze rechtszaak door het ministerie getraineerd, ook zijn deze tegenvallende resultaten niet gemeld aan de Tweede Kamer, die daar eveneens om heeft verzocht. In oktober vorig jaar stelde GroenLinks Kamerlid Buitenweg Kamervragen over één van de onderzoeken waar het om gaat, het SyRI-onderzoek in Capelle aan den IJssel. GroenLinks wilde onder meer weten wat de resultaten waren van dat onderzoek.
In december 2018 kwam staatssecretaris Van Ark met antwoorden, waarin ze enkel stelde dat er 41 risicomeldingen vanuit SyRI aan het projectteam waren doorgeleverd. Hoeveel daarvan op fraude bleken te wijzen, werd door haar simpelweg niet gemeld – ondanks dat hier expliciet naar werd gevraagd. Gemeld wordt slechts dat alle gegevens rondom het project al waren vernietigd, en er daarom geen reconstructie kon worden gemaakt van de procedure.
Lezen we de evaluatie van SyRI in Capelle aan den IJssel, die in de loop van 2017 heeft plaatsgevonden, dan wordt daar echter het volgende gesteld over deze 41 risicomeldingen: “De aangeleverde signalen vanuit SyRI hebben niet tot een nader onderzoek geleid. Dit is gelegen in het feit dat het veelal om al bekende informatie ging (bijstandsdossier, BRP, inmiddels achterhaalde informatie of bv een rekening bij een bewindvoerder).”
Waarom de staatssecretaris destijds niet meldde dat met de risicomeldingen uit SyRI geen fraudeurs zijn opgespoord, wordt niet helder. De NOS, die dinsdag aandacht besteedde aan deze gang van zaken, heeft het Ministerie om een reactie gevraagd. Dat wil niet ingaan op de zaak, maar stelt wel dat er “niet bewust informatie is achterhouden”. GroenLinks laat desgevraagd weten zich te beraden op vervolgvragen.