Ongeloofwaardige en ontwijkende antwoorden over SyRI in Capelle aan den IJssel
Staatssecretaris Van Ark slaagt erin om vrijwel elke Kamervraag die GroenLinks in oktober stelde over de inzet van SyRI in Capelle aan den IJssel te ontwijken. De antwoorden die ze wel geeft, bieden geen enkele geruststelling over de controleerbaarheid van het systeem. Lees in dit stuk onze analyse van haar beantwoording.
In juli vorig jaar tekende de Duitse site Algorithmwatch.org uit monde van het Ministerie van Sociale Zaken op dat van de 113 risicomeldingen die voortkwamen uit het SyRI-onderzoek in Capelle aan den IJssel, er 62 op geen enkele overtreding bleken te wijzen. Het vormde voor GroenLinks-Kamerlid Buitenweg aanleiding om het Ministerie van Sociale Zaken Kamervragen te stellen over de resultaten van het project.
Helaas blijkt uit de beantwoording door staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken dat het kabinet nog steeds niet van plan is om enige openheid van zaken over SyRI te geven. Dat geldt niet alleen voor de werkwijze van het systeem, maar eveneens voor de resultaten en gevolgen van SyRI voor doorgelichte burgers. Van Ark geeft op geen enkele vraag van GroenLinks een bevredigend antwoord, waarbij haar reactie op één vraag zelfs ongeloofwaardig valt te noemen. Hieronder volgt per beantwoorde vraag ons commentaar.
Download hier het document met de Kamervragen en de beantwoording door staatssecretaris Van Ark.
“Foutje, verkeerde samenwerkingsverband”
GroenLinks informeerde allereerst naar de resultaten van het SyRI-onderzoek in Capelle aan den IJssel, om precies te zijn: het aantal risicomeldingen dat door SyRI is gegenereerd, in hoeveel gevallen onderzoek is ingesteld, welke bevoegdheden en instrumenten daarvoor zijn gebruikt, en ten slotte in hoeveel gevallen daadwerkelijk moedwillige overtredingen zijn vastgesteld.
De staatssecretaris begint haar reactie met een correctie. Blijkbaar zijn de in juni gemelde resultaten niet van een SyRI-onderzoek, maar van een ander samenwerkingsverband dat is uitgevoerd in Capelle aan den IJssel. Waarom aan Algorithmwatch is gecommuniceerd dat dit de resultaten van SyRI waren, maar nu plots blijkt dat deze bij een ander onderzoek horen, wordt uit de antwoorden niet duidelijk. Opvallend echter is dat de partijen in dit samenwerkingsverband dezelfde partijen zijn die in het SyRI-onderzoek hun databases koppelden: gemeente, UWV, SVB, Belastingdienst en de Inspectie SZW. Wat werd daar onderzocht wat niet binnen de reikwijdte van het SyRI-onderzoek viel? Die besloeg namelijk, zo weten we uit de gewobte documenten, alle mogelijke misstanden en overtredingen waarop een SyRI-onderzoek zich volgens de wet kan richten. Wat is de reden geweest om in één stad twee onderzoeken met dezelfde partijen uit te voeren?
“Alle gegevens zijn al vernietigd”
Maar nog opmerkelijker is dat Van Ark over dit samenwerkingsverband wel kan vertellen hoeveel risicomeldingen bleken te wijzen op werkelijke overtredingen (slechts 51 van de 113), maar over het SyRI-onderzoek niet. De reden die Van Ark daarvoor geeft? Volgens de staatssecretaris zijn alle gegevens over het SyRI-project al vernietigd. Hierbij verwijst ze naar artikel 5a.3 van het Besluit SUWI, dat stelt dat de in een SyRI-onderzoek gebruikte gegevens uiterlijk twee jaar na het starten van een project moeten worden verwijderd.
GroenLinks vroeg echter niet naar de gebruikte gegevens, maar om de resultaten en gevolgen van de analyse die SyRI met deze gegevens uitvoert. En daar moet de staatssecretaris wel degelijk een en ander over kunnen melden. In het Besluit SUWI dat ze aanhaalt, staat namelijk ook dat de minister na elk SyRI-onderzoek het gehanteerde risicomodel evalueert met de door bestuursorganen teruggekoppelde resultaten. Daaronder vallen de resultaten van de risicomeldingen, de bruikbaarheid van de risicomeldingen en de redenen waarom een of meer risicomeldingen niet tot vervolgacties hebben geleid. Kortom, hoewel de door SyRI geanalyseerde persoonsgegevens zijn vernietigd, zou de door GroenLinks gevraagde informatie over de resultaten van het SyRI-onderzoek op basis van de wet gewoon beschikbaar moeten zijn.
Het enige dat Van Ark echter prijsgeeft over SyRI in Capelle, is dat uit de 137 risicomeldingen 41 risicoadressen zijn voortgekomen – 96 van de 137 risicomeldingen zijn dus door de Inspectie SZW uit de resultaten gefilterd omdat op voorhand al duidelijk was dat daar niets aan de hand was. Hoeveel werkelijke overtreders werden gevonden bij de overgebleven 41 risicoadressen wordt door de staatssecretaris niet gemeld, ondanks dat GroenLinks daar expliciet om vraagt.
Luiken dicht, alle sporen uitgewist
Ook op de vraag welke onderzoeksbevoegdheden zijn ingezet op burgers die een risicomelding kregen, geeft Van Ark een onbevredigend antwoord: “De onderzoeksbevoegdheden en -instrumenten die in dit project zijn gehanteerd, zijn de bevoegdheden die met betrekking tot het toezicht in de Algemene wet bestuursrecht en de voor de betreffende bestuursorganen geldende specifieke regelgeving zijn opgenomen.” De vraag van GroenLinks luidde echter niet: welke onderzoeksbevoegdheden kunnen aan SyRI deelnemende bestuursorganen inzetten? De vraag was welke onderzoeksbevoegdheden naar aanleiding van de risicomeldingen uit dit specifieke SyRI-project zijn ingezet. Ook dit antwoord zou bij de terugkoppeling met de deelnemende bestuursorganen vrij eenvoudig kunnen worden geïnventariseerd.
Met de antwoorden wekt Van Ark de indruk dat er na het afronden van een SyRI-onderzoek geen informatie meer is over de resultaten van risicomeldingen en de daarna ingestelde vervolgacties. Dat is alleen al op basis van het wetsartikel over de evaluatie van SyRI door de minister ongeloofwaardig. Bovendien zou dit impliceren dat ook het ministerie geen enkel zicht heeft op de effectiviteit en proportionaliteit van SyRI.
Als dit werkelijk het geval is, zou dat zeer problematisch zijn. Het zou betekenen dat er noch zicht is op het aantal onterechte risicomeldingen, noch op de gevolgen die onterechte risicomeldingen voor de betreffende burgers hadden. De staatssecretaris houdt daarmee werkelijk alle luiken rondom SyRI dicht; van de gebruikte gegevens en risicomodellen tot de onderzoeksresultaten en de gevolgen voor doorgelichte burgers.
Geen beleid om gevolgen onterechte risicomeldingen te voorkomen
In haar tweede Kamervraag vraagt Buitenweg of kan worden uitgesloten dat er onderzoeksbevoegdheden zijn ingezet tegen burgers tegen wie geen vermoedens van betrokkenheid bij een overtreding bestonden. Van Ark antwoordt daarop dat SyRI zo is opgezet dat alleen onderzoeksbevoegdheden worden ingezet tegen personen waarover een risicomelding is gedaan.
Een risicomelding is echter iets anders dan een gegrond vermoeden van een overtreding. Zoals de resultaten van het samenwerkingsverband in Capelle aan den IJssel al uitwezen, zijn lang niet alle risicomeldingen een terechte aanwijzing voor overtredingen. De kans is groot dat er bij burgers die onterecht een risicomelding kregen van SyRI, onderzoeksbevoegdheden zijn ingezet door gemeente, UWV, SVB, Inspectie SZW of Belastingdienst. Ook de staatssecretaris stelt in haar beantwoording dat een risicomelding nog geen zelfstandige grond vormt voor handhaving; er is nader onderzoek nodig om vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van een overtreding.
Over dat nader onderzoek gaat de vraag van Buitenweg; ze wil weten of er burgers naar aanleiding van een onterechte risicomelding te maken kregen met onderzoeksbevoegdheden – en wat het kabinet van plan is om dit te voorkomen. De projectomschrijving van het SyRI-onderzoek in Capelle aan den IJssel noemde onder meer werkplekcontroles, dossieronderzoek, administratieve- en boekenonderzoeken, het horen van betrokkenen en derden, huisbezoeken en fiscale surveillance als vervolgacties naar aanleiding van een risicomelding. In reactie op Vraag 1 stelde Van Ark echter al dat de gegevens over het SyRI-onderzoek al zijn verwijderd en het daardoor niet mogelijk is om een reconstructie te maken. Daaruit kunnen we opmaken dat het nemen van maatregelen om de gevolgen van onterechte risicomeldingen te voorkomen, evenmin aan de orde is.
Technische audit SyRI niet in procesbelang Staat
In juni vorig jaar dienden D66 en GroenLinks een veelbelovende motie in die de regering verzocht de door SyRI gehanteerde algoritmen openbaar te maken. Als dat om zwaarwegende redenen niet kon, moest een technische audit op het systeem worden uitgevoerd. De motie werd op de dag van de stemming echter aangehouden door D66, nadat Van Ark daar per Kamerbrief om had verzocht. Met het openbaren van de algoritmen werd volgens haar de ‘modus operandi’ van SyRI vrijgegeven: “(Potentiële) overtreders kunnen hun gedrag hierop dan afstemmen. Het belang van ongehinderd kunnen opsporen en vervolgen van strafbare feiten en het belang van inspectie, controle en toezicht is hierbij in het geding”, stelde ze in haar brief.
Ondanks dat een audit geen belemmering kan vormen voor opsporingsdoeleinden, kon volgens Van Ark ook dat deel van de motie niet worden uitgevoerd. Het was volgens de staatssecretaris “uit het oogpunt van het procesbelang van de Staat” ongewenst dat er buiten de rechtszaak om zulke informatie over SyRI openbaar werd gemaakt. Een vreemde redenering. Onduidelijk blijft hoe het uitvoeren van een technische audit op SyRI het procesbelang van de Staat schaadt – tenzij er met die audit praktijken en procedures aan het licht zouden komen die in strijd zijn met de rechten van burgers.
GroenLinks vraagt of Van Ark naar aanleiding van de resultaten uit Capelle bereid is haar standpunt uit juni te herzien. Dat is niet het geval. Wederom stelt de staatssecretaris dat het openbaar maken van de algoritmen fraudeurs in de kaart zou spelen. Aan het deel van de motie dat om een audit verzocht, gaat Van Ark echter volledig voorbij, laat staan dat ze haar standpunt toelicht. Op basis van de resultaten van zowel het samenwerkingsverband (in 62 van de 113 risicoadressen geen overtreding) en het SyRI-project in Capelle aan den IJssel, waar 91 van de 137 risicomeldingen al op voorhand als onbruikbaar werd beschouwd, is er echter voldoende reden om de werkwijze van SyRI onafhankelijk te laten toetsen.
Inzagerecht burgers genegeerd
Buitenweg wil in haar vierde Kamervraag weten of de staatssecretaris bereid is om maatregelen te nemen waarmee naderhand kan worden vastgesteld of een risicomelding en de daaropvolgende acties legitiem waren. Burgers die door SyRI worden geprofileerd, hebben immers het recht om inzage te krijgen in de redenen achter hun registratie als risicoburger. Dat ligt vast in de AVG die vorig jaar van kracht is geworden, en vormt de basis van de inzagebrief die op onze site valt te downloaden.
Volgens Van Ark wordt het gebruik van SyRI al gedocumenteerd; het projectvoorstel van een SyRI-onderzoek bevat de aanleiding en doelstellingen, en ieder onderzoek wordt in de Staatscourant aangekondigd. Dat klopt, maar heeft niets te maken met het achteraf controleren van SyRI en is geen antwoord op de vraag van GroenLinks. Bovendien zijn verder zowel de wijze waarop SyRI risicomeldingen genereert als de daaropvolgende acties geheel in nevelen gehuld, zoals ook blijkt uit Van Arks voorgaande antwoorden waarin ze aangeeft dat het niet mogelijk is om een SyRI-onderzoek te reconstrueren. Alle gegevens worden immers vernietigd.
Dat zou betekenen dat het niet mogelijk is om van een risicomelding na te gaan hoe deze tot stand kwam en wat de reden is dat iemand (ten onrechte) als risicoburger wordt geregistreerd. Een ernstige tekortkoming, omdat het voor een burger die door SyRI wordt aangemerkt als risico, onmogelijk is zich daar tegen te verweren, laat staan te controleren of de gegevens die hiervoor worden gebruikt correct zijn. Door geen maatregelen te nemen om de totstandkoming van risicomeldingen en de vervolgacties te reconstrueren, is deze controle ook naderhand niet mogelijk.
Jaarlijke SyRI-rapportage
In de laatste Kamervraag vraagt GroenLinks of de staatssecretaris bereid is om een jaarlijkse SyRI-rapportage aan de Kamer toe te sturen. Daar lijkt Van Ark toe bereid, maar wat ze in die rapportage van plan is op te nemen, is onvoldoende. Ze stelt: “Ik zal in de volgende halfjaarlijkse brief aan de Kamer over de stand van de uitvoering opnemen of, en zo ja welke, SyRI-projecten er in het voorafgaande half jaar zijn gestart en rondom welk onderwerp.”
De informatie die Van Ark hier zegt bereid zijn te geven, is allang beschikbaar. Deze wordt namelijk, zoals ze in haar vorige antwoord zelf stelde, gepubliceerd in de Staatscourant en is voor het uitvoeren van democratische controle op het kabinetsbeleid veel te summier. Als de Kamer werkelijk zicht wil krijgen op de inzet van SyRI is er meer informatie nodig. De informatie waarom GroenLinks vraagt in deze Kamervragen (maar niet krijgt) zou een mooie insteek kunnen vormen voor zo’n SyRI-rapportage.
Tot slot
De Kamervragen van GroenLinks leggen vingers op verschillende zere plekken en zijn een goed begin van meer openheid over SyRI. De beantwoording door Van Ark zet de ‘alle luiken dichthouden’ lijn voort die het kabinet al volhoudt sinds de invoering van SyRI, maar is alleen al op basis van de wettekst van SyRI onhoudbaar. We hopen daarom van harte dat de Tweede Kamer geen genoegen neemt met de antwoorden van de staatssecretaris en een aantal vervolgvragen indient om in ieder geval een deel van de gevraagde informatie boven tafel te krijgen.
Daarnaast blijkt uit de antwoorden van de staatssecretaris dat de wijze waarop SyRI is ingestoken, controle en toezicht op de werkwijze en de gevolgen van risicomeldingen onmogelijk maakt. Het maakt het gehele SyRI-proces tot een black box: vanaf het moment dat gegevens worden gekoppeld tot en met de acties die de deelnemers van een SyRI-onderzoek instellen, er is nul zicht op. Bovenop de fundamentele kritiek die er vanuit onze coalitie al was op SyRI, vormen de antwoorden van Van Ark een aanvullende bevestiging dat dit systeem van tafel moet. We kijken daarom uit naar de tweede helft van dit jaar.